Al voor je geboorte stemde je je bewegingen af op de klemtonen in de spraak van je moeder. Na je geboorte bleef je je bewegings- en spraakritme afstemmen op de ritmes van anderen. Tot op de dag van vandaag. Het gaat dan om de punten van verandering in je bewegingen en spraak af te stemmen of te laten samenvallen met die van een ander. Die dans staat bekend als interactiesynchronie. Zo stem je je dus ook af op het tempo van de ander. De uitgebreidheid van deze synchronie hangt samen met de intensiteit van je gerichtheid op die ander. Zo treedt er bij intense gerichtheid ook synchronisatie op in hartslag en ademhaling, terwijl ook de menstruele cycli van vrouwen die veel met elkaar optrekken gelijk gaan lopen. Door je gedrag zo af te stemmen op elkaar geef je elkaar aan dat je openstaat voor contact.
Als je geen interactiesynchronie ervaart waar je die wel verwacht, roept dat een novelty response op. Je schrikt op. Deze reactie bestaat in eerste instantie uit je abrupt losmaken of vervreemden van wat je aan het doen was en je mentaal leegmaken. Een beetje alsof je met een druk op een knop het scherm van je pc leegmaakt. Vervolgens richt je je lichaam, relevante zintuigen en aandacht op wat die reactie opriep, in dit geval dus de ander met wie er geen synchronie is. Je gaat over op gewaarworden en absorbeert als vanzelf alle informatie die je uitsluitsel kan geven over wat er aan de hand is, om zo tot een nieuwe zienswijze te komen. Deze gerichtheid gaat gepaard met een grotere gevoeligheid van je zintuigen en een grotere gereedheid tot actie. Je deelt deze reactie met de andere gewervelde dieren: taal speelt hierbij geen primaire rol, ook al kunnen ook woorden deze reactie oproepen. Ook bij andere dieren trouwens.
Verstoring van synchronie tijdens een gesprek treedt op als de ander niet of niet meer luistert, dan wel als er helemaal geen contact is. De afwezigheid van synchronie waar je die wel wilt, voelt dan ook onplezierig. De wereld heeft dan aan zin en betekenis verloren. Geen geborgenheid, geen gevoel van behoren tot en bij, ook geen logische gedragslijn meer. Geen emotioneel contact ook. Uitsluiting en verbanning zijn niet voor niets uiterst pijnlijke straffen. Afwezigheid van mogelijkheden tot resonantie in de vroege jeugd verstoort de hechting en leidt tot ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische problemen. Niet meer kunnen resoneren met een naaste is ook een van de belangrijke verliezen als die naaste wegvalt. Weer iets anders is een huwelijkspartner die weliswaar nog naast je op de bank zit, maar weigert nog te resoneren. Hel op aarde. Vooral ook wanneer elke poging tot toenadering tot nog meer afstand leidt.
Het gevoel dat afwezigheid van synchronie teweegbrengt staat bekend als het praecox Gefühl, een term van H.C. Rümke, een van de grondleggers van de Nederlandse psychiatrie. Het betrof het gevoel dat iemand met dementia praecox, een oude benaming van schizofrenie, bij hem opriep. Een beetje ook de aandrift om tegen iemands hoofd te kloppen en ‘Is daar binnen iemand?’ te roepen. In zijn eigen woorden:
‘Het is een beleven van innerlijke onzekerheid, dat ontstaat doordat iets zich niet voltrekt dat zich anders altijd in een contact met een ander voordoet, namelijk het gevoel van wederkerigheid, op welk niveau zich dit ook moge afspelen. Er is altijd iets van een op elkaar ingesteld zijn, zelfs wanneer de ander mij op grove of subtiele wijze afwijst. Aan de basis van deze wederkerigheid ligt bij beiden het toenaderingsinstinct. De onderzoeker staat met zijn toenadering tot de schizofreen als het ware in een leegte.’
Henricus Cornelius Rümke (1893 – 1967) was professor in de psychiatrie aan de Universiteit van Utrecht. Hij introduceerde de fenomenologische methode in de Nederlandse psychiatrie en was van mening dat ongeloof – niet christelijk zijn dus – een ontwikkelingsstoornis is ‘!’
Rümke gebruikte dit gevoel als een wat paradoxaal middel om schizofrenie vast te stellen: als ik me vreemd voel, ben jij gek. Soms werkt dit, maar het zegt vooral ook veel over jouzelf. Een goed recept om zelf een praecox Gefühl mee te maken is een medewerker van een bureaucratische organisatie die je alleen beroepsmatig kent te vragen wat hij nu zelf van de gang van zaken in die organisatie denkt. Ook dat wil namelijk nog wel eens de sensatie opleveren dat er niemand ‘thuis’ is.
Maar wat is wijsheid hier? Allereerst merken dat bij jou een dergelijk gevoel optreedt, niet meteen vluchten in het idee dat de ander gek is. Vervolgens je zo volledig mogelijk open stellen voor die ander. Dat doe je door toch al je oordelen op te schorten, dezelfde houding aan te nemen als de ander en deze waar te nemen met al je zintuigen tegelijk. De ander gewaarworden dus door een novelty response na te bootsen en van binnenuit te ervaren wat de ander beleeft en bezielt. En door dat van invloed te laten zijn op wat je vervolgens gaat doen.
Literatuur
Rümke, H.C. (1942/1958). Wat alle faculteiten bindt. In H.C. Rümke: Nieuwe studies en voordrachten over psychiatrie (pp.258-272). Amsterdam: Scheltema en Holkema.
Rümke, H.C. (1943) Karakter en aanleg in verband met het ongeloof. Amsterdam: Ten Have.